Het proteoom (het geheel van de eiwitten) weerspiegelt het reguleringssysteem van alle cellen en weefsels van een levend organisme. Het is specifiek voor de persoon. In het proteoom vallen genetische en milieu-invloeden op het menselijk lichaam samen (parasieten, bacteriën, virussen), maar ook voedsel en uiteraard therapeutische invloeden. Hier komen de beginselen van epigenetica om de hoek kijken.
De complexiteit van het menselijk lichaam vloeit namelijk veel meer voort uit het aantal eiwitten dan uit het aantal genen die de synthese ervan reguleren: het menselijk lichaam telt ongeveer 30.000 genen, maar bestaat uit verscheidene honderden duizenden verschillende eiwitten, of zelfs meerdere miljoenen. Zij zijn het die het daadwerkelijke « werk » doen, het zijn onze « fabrieksarbeiders »: hun rol als aandachtige getuigen of actieve spelers is essentieel in fysiologische en pathologische processen in ons lichaam, zij doen hun werk en verlenen levende wezens hun eigen kenmerken. "Genes contain the information required for life, but proteins make things happen."1 Een toename of een afname van bepaalde eiwitten in het bloed zegt dus wat over onze gezondheid.
Bloedserum is een colloïdale vloeistof, d.w.z. een waterige eiwitsuspensie. Om de complexiteit ervan te verminderen en om medici een toegankelijk instrument te bieden, leggen wij, als beschrijvingsmechanisme van het bloed, de resultaten in een « V » curve vast. Door gegevens op deze manier samen te voegen ontstaan zekerheden en hierdoor kunnen, op basis van statistische waarnemingen, voorspellingen worden gemaakt.2
Op grond van 4 testgroepen (glycoproteïnen, lipoproteïnenen, basische eiwitten en alkalische brede tests), hebben wij vier categorieën tests ontwikkeld met voor iedere groep, een hyper of hypo positie. De tests of parameters zijn ingedeeld in vier groepen, ten opzichte van hun iso-elektrisch punt (IEP):
Dankzij afwijkingen naar links of rechts van de vier eiwitten groepen, bestrijken wij een groot deel van de redenen waarvoor patiënten een arts raadplegen3.
Tests | verminderd | gestegen |
GP | Cellulaire immuniteit, eerstelijns afweer | |
Depositie: verzwakte drainage functies. Meest frekwente klacht: vermoeidheid. |
Inflammatoire toestanden. | |
LP | Voeding, besturing en feedback-control, met het zenuwstelsel als ontegensprekelijk belangrijkste niveau |
|
Zo goed als altijd toestanden met verminderde reactiviteit van het zenuwstelsel. | Het betrokken niveau kan verschillen: vertering, lever, circulatie, zenuwstelsel. | |
IG | Complexe humorale immuniteit, vaak o.i.v. hormonale regelingen. | |
Breed- band | Humorale immuniteit / immuungeheugen | |
Verminderde verworven immuniteit. | O.a. auto-immuunaandoeningen. |
Het proteoom geeft een beeld op moleculair niveau waarbij het beginsel geldt dat klinische verschijnselen vooraf worden gegaan door biologische fenomenen op moleculair niveau. Daarom is geen diagnose vereist voorafgaand aan een functioneel proteomisch bloedonderzoek. Een bloedprofiel dat ontregelingen aantoont, is even onontbeerlijk in haar voorspellende en preventieve waarde als een klinisch onderzoek belangrijk is. Het dient ter ondersteuning van de communicatie tussen arts en patiënt4,5.
Het Proteomis bilan is het eerste voorbeeld van een praktische toepassing die een nieuw paradigma van de geneeskunde blootlegt. Het ligt in een lijn met een opkomend concept: gepersonaliseerde gezondheidszorg (PHC): « terwijl men vroeger eenzelfde geneesmiddel voor alle patiënten gebruikte (one fits all), geeft men tegenwoordig steeds meer de voorkeur aan een geneesmiddel op maat voor elke patiënt (d.w.z. gerichte behandelingen). We proberen de juiste patiënt het juiste geneesmiddel in de juiste dosis en op het juiste moment toe te dienen ».6
1. Richards J.H., (2001), Prof. Organic Chemistry and Biochemistry, California Institute of Technology, From Proteomics to Modern Medicine: Understanding the Pathways of the Next Revolution in Biotechnology, NYAS .
2. Sillion, F. (2014). Rencontre Inria-Industrie : Bio-informatique et outils numériques pour les produits de santé.
3. Fischer, S., Herbosch, S., & Sauer, H. (2007). Funktionelle Proteomik - Krankheitsursachen frühzeitig erkennen und gezielt behandeln. Elsevier.
4. Bezot J.F. (2014) Quels examens biologiques demander en Médecine Anti-Age? La protéomique en question, Journal de Médecine Esthétique et de Chirurgie Dermatologique.
5. Reymond, E. (1999). La Méthode du CEIA ou l'Analyse du Vivant. Bruxelles: Satas.
6. GLEMS Magazine n° 104 août-septembre 2011.